HOE ZWAAR
HET WAS EN HOE VER
door Harm Boerma, Eemnes
Op de dag van de Rotterdam
marathon had ik de auto geparkeerd in de parkeergarage onder het
Schouwburgplein. Recht onder de plek waar de marathonlopers hun kledingtas
konden afgeven. En dat was maar goed ook, maar nu loop ik wel erg op de zaken
vooruit.
Het was 8 uur, vroeg in de morgen nog. Het plein vulde zich langzaam met marathonlopers en ¼ marathonlopers, die nog even wat aten, een bidonnetje leegdronken, zich insmeerden met heilzame oliën of ordinaire zonnebrandolie en selfies maakten. De Dixi’s stonden strak in het gelid op de eerste klanten te wachten en het moet gezegd over klandizie hoefden ze niet te klagen. Zeker van mijn kant niet. Kwestie van wedstrijdspanning.
You’ll never walk alone
Langzaam zette de stoet zich in beweging naar de start. Uit zijstraten
sloten mensen zich bij ons aan en wij weer bij anderen. De bontgekleurde
processie eindigde in een van de startvakken. Met een paar duizend anderen
belandde ik in een kooi die om 10:14 zou worden weggeschoten.
Onder aanvoering van Lee
Towers zongen alle kooien (dus ook de lichte) You’ll never walk alone, het
Wilhelmus van de Rotterdamse marathon. Uit meer dan 15.000 kelen is dat een
kippenvelmomentje, ook voor mij. Burgemeester Aboutaleb schoot ons weg met het
enige kanon dat de stad nog rijk is en na 500 meter had ik het hoogtepunt al te
pakken.
Blusboten in de Nieuwe Maas
spoten uit vreugde over onze aanwezigheid hun water tientallen meters in de
lucht. In de afzink van de Erasmusbrug was er niets meer te terugvinden van de
struikelpartij van KahlidChouckoud die kort voor ons had plaatsgevonden. In de
overtuiging dat de gevallenen zichzelf weer hadden opgeraapt, vervolgde ik mijn
weg.
Hoogmoed
Ik had een plek gevonden in
een groepje dat voornemens was onder leiding van een pace runner in drie uur en
vijftig minuten te finishen. Het lukte mij om tot ongeveer het 20 kilometerpunt het
tempo bij te benen. Halverwege zou ik dan 8 minuten over hebben om net onder
mijn streeftijd van 4 uur te eindigen. Maar hoe anders zou het lopen.
De val
Al snel ging het kaarsje
langzaam uit. Vanaf het 32 kilometerpunt, bij het begin van de door iedereen
gevreesde ronde om de Kralingse Plas, veranderde het asfalt in een ware via
dolorosa.
De laatste 10 kilometer heb ik iedere kilometer een stukje moeten wandelen, de laatste kilometers, zelfs wel
twee of drie stukjes per kilometer. Krampscheuten schoten door de kuiten, soms
had ik last van enige duizeligheid. Twee zaken hielden mij op de been: de wil
om te finishen en de steun van het publiek.
Volgens de organisatie stonden
er meer dan een miljoen mensen langs de route, op sommige punten wel drie rijen
dik. Op de Coolsingel, maar ook op Zuid en op de Nieuwe Crooswijkseweg, voor
mijn geboortehuis. Je wordt bij name geroepen en aangemoedigd om in beweging te
blijven en door te gaan. Je hoort het, maar met het snot voor ogen is het
moeilijk om gezichten te zien.
Cijfers liegen niet
De gemiddelde snelheid was
inmiddels opgelopen van onder de 5:30 per kilometer in de eerste 20 kilometer
tot boven de 7:00 en zelfs tegen de 9:00 minuten in de laatste 4. De man met de
hamer had mij inmiddels helemaal gesloopt, maar ik had mij voorgenomen de
laatste 500 meter op de Coolsingel wél helemaal rennend af te leggen. Zelfs dat
lukte niet. Mijn klokje stopte op 4u23m18sec. Kenneth Kipkemoi was toen al 2
uur en 18 minuten binnen. De wedstrijdklok tikte rustig door, nog 2 uur en 9
seconden, geduldig wachtend op Jan Wilco Liefers, die als laatste over de
streep kwam.
Zelfevaluatie
Dit is natuurlijk kennis
achteraf. Hangend over een dranghek overdacht ik mijn zonden. Teleurgesteld.
Waar was het misgegaan? Onvoldoende getraind? Nee. Te weinig gedronken? Ik denk
het niet. Te weinig gegeten? Een beetje, misschien. Te warm? Daar wil ik mij
niet achter verschuilen. Te hard van stapel gelopen? Ja, dat is het! Ik ben in
mijn oude valkuil gelopen. En ik was nog zo gewaarschuwd.
De laatste loodjes.
Wankelend op weg naar het
Schouwburgplein verstapte ik me. De kramp schoot in beide kuiten en ik kon me
niet staande houden en zeeg ter aarde. Mensen om mijn heen die mij met hun
lichaam in de schaduw zetten, mij te drinken gaven, EHBO-ers die ijs op mijn
kuiten spoten. Na een kwartier op de stoep naast De Doelen gelegen te hebben
brachten ze mij, hangend aan hun schouders, naar het terras waar ik mijn vrouw
zou ontmoeten. We hoefden alleen nog maar met de lift naar -2. De hele weg van
Rotterdam naar Eemnes heb ik slapend doorgebracht. Daar knapt een mens van op.
Weer bij
zinnen
De teleurstelling was sneller
uit mijn hoofd verdwenen dan de pijn uit mijn benen. Ik weet van hoever ik ben
gekomen. En dat ik blij en dankbaar mag zijn dat ik het allemaal kan. Ik moet
dus vooral niet zeiken over die tijd.
De benen verdroegen vandaag nog geen strakke spijkerbroek. Ik ging naar het werk in een ruimzittende trainingsbroek met het logo van Heart of Midlothian FC. 'Glory is not measured by silver ware alone', staat er in het mission statement van deze voetbalclub uit Edinburgh. En zo is het!