dinsdag 4 december 2018


HOE ZWAAR HET WAS EN HOE VER

door Harm Boerma, Eemnes 


Harm Boerma
Wedstrijdspanning


Op de dag van de Rotterdam marathon had ik de auto geparkeerd in de parkeergarage onder het Schouwburgplein. Recht onder de plek waar de marathonlopers hun kledingtas konden afgeven. En dat was maar goed ook, maar nu loop ik wel erg op de zaken vooruit.

Het was 8 uur, vroeg in de morgen nog. Het plein vulde zich langzaam met marathonlopers en ¼ marathonlopers, die nog even wat aten, een bidonnetje leegdronken, zich insmeerden met heilzame oliën of ordinaire zonnebrandolie en selfies maakten. De Dixi’s stonden strak in het gelid op de eerste klanten te wachten en het moet gezegd over klandizie hoefden ze niet te klagen. Zeker van mijn kant niet. Kwestie van wedstrijdspanning.


You’ll never walk alone


Langzaam zette de stoet zich in beweging naar de start. Uit zijstraten sloten mensen zich bij ons aan en wij weer bij anderen. De bontgekleurde processie eindigde in een van de startvakken. Met een paar duizend anderen belandde ik in een kooi die om 10:14 zou worden weggeschoten.
  
Onder aanvoering van Lee Towers zongen alle kooien (dus ook de lichte) You’ll never walk alone, het Wilhelmus van de Rotterdamse marathon. Uit meer dan 15.000 kelen is dat een kippenvelmomentje, ook voor mij. Burgemeester Aboutaleb schoot ons weg met het enige kanon dat de stad nog rijk is en na 500 meter had ik het hoogtepunt al te pakken.
  
Blusboten in de Nieuwe Maas spoten uit vreugde over onze aanwezigheid hun water tientallen meters in de lucht. In de afzink van de Erasmusbrug was er niets meer te terugvinden van de struikelpartij van KahlidChouckoud die kort voor ons had plaatsgevonden. In de overtuiging dat de gevallenen zichzelf weer hadden opgeraapt, vervolgde ik mijn weg.


Hoogmoed


Ik had een plek gevonden in een groepje dat voornemens was onder leiding van een pace runner in drie uur en vijftig minuten te finishen. Het lukte mij om tot ongeveer het 20 kilometerpunt het tempo bij te benen. Halverwege zou ik dan 8 minuten over hebben om net onder mijn streeftijd van 4 uur te eindigen. Maar hoe anders zou het lopen.


De val


Al snel ging het kaarsje langzaam uit. Vanaf het 32 kilometerpunt, bij het begin van de door iedereen gevreesde ronde om de Kralingse Plas, veranderde het asfalt in een ware via dolorosa.
  
De laatste 10 kilometer heb ik iedere kilometer een stukje moeten wandelen, de laatste kilometers, zelfs wel twee of drie stukjes per kilometer. Krampscheuten schoten door de kuiten, soms had ik last van enige duizeligheid. Twee zaken hielden mij op de been: de wil om te finishen en de steun van het publiek.
  
Volgens de organisatie stonden er meer dan een miljoen mensen langs de route, op sommige punten wel drie rijen dik. Op de Coolsingel, maar ook op Zuid en op de Nieuwe Crooswijkseweg, voor mijn geboortehuis. Je wordt bij name geroepen en aangemoedigd om in beweging te blijven en door te gaan. Je hoort het, maar met het snot voor ogen is het moeilijk om gezichten te zien.


Cijfers liegen niet


De gemiddelde snelheid was inmiddels opgelopen van onder de 5:30 per kilometer in de eerste 20 kilometer tot boven de 7:00 en zelfs tegen de 9:00 minuten in de laatste 4. De man met de hamer had mij inmiddels helemaal gesloopt, maar ik had mij voorgenomen de laatste 500 meter op de Coolsingel wél helemaal rennend af te leggen. Zelfs dat lukte niet. Mijn klokje stopte op 4u23m18sec. Kenneth Kipkemoi was toen al 2 uur en 18 minuten binnen. De wedstrijdklok tikte rustig door, nog 2 uur en 9 seconden, geduldig wachtend op Jan Wilco Liefers, die als laatste over de streep kwam.


Zelfevaluatie


Dit is natuurlijk kennis achteraf. Hangend over een dranghek overdacht ik mijn zonden. Teleurgesteld. Waar was het misgegaan? Onvoldoende getraind? Nee. Te weinig gedronken? Ik denk het niet. Te weinig gegeten? Een beetje, misschien. Te warm? Daar wil ik mij niet achter verschuilen. Te hard van stapel gelopen? Ja, dat is het! Ik ben in mijn oude valkuil gelopen. En ik was nog zo gewaarschuwd.


De laatste loodjes.


Wankelend op weg naar het Schouwburgplein verstapte ik me. De kramp schoot in beide kuiten en ik kon me niet staande houden en zeeg ter aarde. Mensen om mijn heen die mij met hun lichaam in de schaduw zetten, mij te drinken gaven, EHBO-ers die ijs op mijn kuiten spoten. Na een kwartier op de stoep naast De Doelen gelegen te hebben brachten ze mij, hangend aan hun schouders, naar het terras waar ik mijn vrouw zou ontmoeten. We hoefden alleen nog maar met de lift naar -2. De hele weg van Rotterdam naar Eemnes heb ik slapend doorgebracht. Daar knapt een mens van op.


Weer bij zinnen


De teleurstelling was sneller uit mijn hoofd verdwenen dan de pijn uit mijn benen. Ik weet van hoever ik ben gekomen. En dat ik blij en dankbaar mag zijn dat ik het allemaal kan. Ik moet dus vooral niet zeiken over die tijd.

De benen verdroegen vandaag nog geen strakke spijkerbroek. Ik ging naar het werk in een ruimzittende trainingsbroek met het logo van Heart of Midlothian FC. 'Glory is not measured by silver ware alone', staat er in het mission statement van deze voetbalclub uit Edinburgh. En zo is het!